Haagse Klokkenmakers van de 16 de tot en met de 18 de eeuw.

Introductie

De historicus Victor Kersing is bezig met het samenstellen van een publicatie over Haagse klokkenmakers van de 16de tot en met de 18de eeuw. Victor werkte bij de afdeling Archeologie en Natuur- en Milieueducatie van de gemeente Den Haag, waar hij onder andere naar aanleiding van opgravingen archiefonderzoek doet naar de bewoningsgeschiedenis van de stad. Daarnaast is hij redactielid van het Jaarboek van de Geschiedkundige Vereniging Die Haghe en de Vrienden van het Haags Historisch Museum en was hij redacteur van het kwartaalschrift TIJDschrift van de Federatie Klokkenvrienden.

Bij wijze van voorproefje zal hij op deze plek regelmatig leerling contracten van Haagse klokkenmakers publiceren.

A Contract tussen Salomon Coster en vader van Pieter Visbach

Een van de vroegste leerovereenkomsten bij een Haagse klokkenmaker, en misschien wel de bekendste, is die uit 1646 tussen Salomon Coster (circa 1622-1659) en de vader van Pieter Visbach (1633-1722). Daarmee doet de kleermaker Rerick Eraerts (pas later wordt de achternaam Visbach gebruikelijk) zijn dan 12-jarige zoon Pieter in de leer bij Salomon Coster voor het “hantwerck van horologiemaecken”. En wel voor een opvallend lange periode: negen jaar. Dit geeft aan dat het geen eenvoudig beroep was en meer behelsde dan het repareren van uurwerken. Je leerde vanuit de metalen grondstoffen een uurwerk op te bouwen.

De eerste drie jaar zal Pieter nog thuis wonen en zal zijn vader hem onderhouden. Daarna zal hij bij Coster komen inwonen en door de laatste van voedsel worden voorzien. Naarmate de jaren vorderden, werd zo’n leerling natuurlijk steeds vaardiger en produceerde hij bijna zelfstandig uurwerken, die verkocht konden worden. Vooral in de laatste jaren van de leerperiode functioneerde hij waarschijnlijk als een volwaardige knecht. Daarom zal Pieter in het achtste jaar 100 gulden ontvangen en in het negende 200 gulden.

Wat opvalt is dat het contract dateert van 31 januari 1646 en dat de leertijd ingaat op 1 mei 1645. Kennelijk is Pieter eerst een half jaar op proef geweest en voldeed hij aan Costers verwachtingen. Pieter zou dan ook een bekende klokkenmaker worden.

Pieter Visbach spelde zijn naam ook wel met Visbagh zoals op bijgaande klok te zien is. De spelling van namen lag toen nog niet zo vast. Dat was pas het geval door de introductie van het bevolkingsregister in de Franse tijd.

Het originele contract tussen Salomon Coster en de vader van Pieter
Visbach.

De transcriptie van het contract

B Pierre Batard

De in Geneve geboren horlogemaker Pierre Batard was in 1688 medeoprichter van het horlogemakersgilde in Den Haag. Dit gilde werd opgericht om de Haagse horloge- en
klokkenindustrie te beschermen tegen import en invloed van buitenaf. In 1685 trok Lodewijk XIV, de Franse koning, het Edict van Nantes in. Met dit edict uit 1598 hadden
de Franse protestanten, de Hugenoten, bescherming gekregen in het overwegend katholieke Frankrijk. De afschaffing van het edict had grote gevolgen, maar ook daarvoor zal de bestaande negatieve houding ten opzichte van de protestanten gevoeld zijn. Veel mensen trokken naar de Republiek der Nederlanden, waar wel het protestantisme aanvaard werd. Dat werd na 1685 een waarlijke uittocht. Ruim 400.000 Hugenoten verlieten toen Frankrijk en meer dan 50.000 van hen trok naar de Republiek der Nederlanden. Dat zal ongetwijfeld zijn gevolgen hebben gehad voor de werkgelegenheid, maar zal ook nieuwe impulsen hebben gegeven aan de economie.
Batard was gezien zijn vermelding bij de oprichting van het gilde in 1688 een gerespecteerde collega tussen zijn mede klokkenmakers. Pierre trouwde in 1678 met de toen 16-jarige Anne Marie Pascal, dochter van de uit Frankrijk afkomstige klokkenmaker Claude Pascal. Is Pierre een leerling van Pascal geweest en is hij in die hoedanigheid Anne Marie tegen het lijf gelopen? We weten het niet. Wat we wel weten is dat de oudste dochter van Pierre en Anne Marie getrouwd is met de horlogemaker
Daniel Gohier, met wie zij en met haar moeder het bedrijf van de in 1701 overleden Batard heeft voortgezet. Voor het onderstaande leerlingcontract is gekozen, omdat het het internationale karakter van Den Haag in die tijd illustreert.
Verantwoording contract:
Haags Gemeentearchief, notarieel archief, toegangsnummer 0372-01, inv.nr. 733, fol. 55.
Verantwoording foto:
Rijksmuseum, Amsterdam.

De transcriptie van het contract

C Contract tussen Johannes van Ceulen en Willem Mulder

Van de klokkenmaker Johannes van Ceulen (de Oude) is niet bekend wanneer en waar hij is geboren. Hij wordt in 1676 burger van Den Haag en behoort in 1688 tot de oprichters van het klokkenmakersgilde. Hij wordt de Oude genoemd, omdat zijn in 1677 geboren zoon Johannes ook klokkenmaker werd (de Jonge, of le Jeune). In 1715 wordt 30 gulden belasting betaald voor het begraven van Johannes. Dat betekent dat hij een aardig vermogen had opgebouwd, want hij viel hiermee in de hoogste klasse van deze belasting. Hij had dan ook een groot atelier, waar veel werd geproduceerd, ook op bestelling en ook voor het buitenland zoals we later zullen zien.

In 1684 sloot hij een contract met Willem Mulder, waarbij deze zijn zoon Johannes nog vier jaar langer als leerling besteedt. Johannes was kennelijk al een tijdje als leerling in dienst bij Van Ceulen, hoewel wij daarvan geen schriftelijke neerslag kennen. In 1684 had Mulder in ieder geval al zoveel kennis opgedaan, dat hij als knecht in het atelier van Van Ceulen fungeerde. Hij kreeg een loon van 27 stuivers per week uitbetaald.

Verantwoording contract: Haags Gemeentearchief, notarieel archief, toegangsnummer 0372-01, inv.nr. 464, p. 632.

De transcriptie van het contract

Zakhorloge

Dit horloge in het Science Museum in Londen wordt gedateerd op 1690-1700. De signering is opmerkelijk: John van Ceule Haghe. Dit wijst erop dat het is gemaakt voor export naar Engeland. Op bestelling?

Foto’s Science Museum, London.

Haags Klokje

Deze tafelklok in het Astronomisch-Physikalisches Kabinett und Planetarium Kassel wordt gedateerd op vóór 1680. Ook hier is de signering opmerkelijk: Johannis van Ceulen fecit Haghe Hollandia. Waarom Hollandia toevoegen? Dat doe je alleen als de klok voor iemand in het buitenland bestemd is, waar Haghe niet zoveel zegt. Vreemd is wel dat deze klok zit in de 17de-eeuwse verzameling van Landgraf Carl van Hessen. Hij wist terdege waar Haghe te vinden was. Hij maakte in 1685 een reis door de Nederlanden. Op aanwijzing van Christiaan Huygens kwam hij in contact met Johannes van Ceulen en kocht verschillende uurwerken van hem. In 1765 waren er in de klokkenkamer 9 stuks. Dat zegt ook weer wat over de grootte van de productie van het atelier.

Foto’s Museumlandschaft Hessen Kassel

D Adam (van) Oosterwijck

Contract tussen Adam Oosterwijck en koopman Francois Beaumont betreffende zijn neef Jean Floriau

Het ook eens goed mis kan gaan tussen meester en leerling.

Evenals de eerder vermelde Pierre Batard was de in 1658 geboren Adam Oosterwijck een initiatiefnemer tot het in 1688 opgerichte Haagse horlogemakersgilde. Hij was de zoon van de horlogemaker Severijn Adamsz. en van Sara Jansdr. van Dueren. Adam is waarschijnlijk door zijn vader opgeleid. Het volgende is een illustratie dat het ook wel eens goed mis kon gaan.
In 1684 sloot Adam een contract met de koopman Francois Beaumont om de neef van de laatste, Jean Floriau, in dienst te nemen om in zijn winkel te werken en de komende drie jaar op te leiden in het horlogemaken. Een vrij korte tijd; Jean Floriau was blijkbaar al enigszins bedreven in het horlogemaken en daarom krijgt hij ook loon voor zijn werk.
Op 26 april 1684 laat Adam door een notaris optekenen dat hij Jean Floriau heeft moeten ontslaan vanwege het krijgen van vele stuipen en draaiende ogen. Wel honderd keer. Dat is waarschijnlijk wat overdreven. Wat was er aan de hand? Epileptische aanvallen? We weten het niet. Getuigen zijn in ieder geval een bij hem werkende dienstmeid en twee jongens, die in zijn winkel werken en waarschijnlijk bij hem in de leer waren. Van één van hen is dat haast zeker: dat is de 14-jarige latere klokkenmaker Johan Overdijck, die in 1685 bij Pierre Batard in de leer ging. Waarom liet Oosterwijck die akte opstellen? Om zich te vrijwaren van schadeclaims vanwege het ontslag. En die schadeclaims zaten er aan te komen. Francois Beaumont laat het er niet bij zitten.
Op 21 mei 1684 laat Francois Beaumont de huisgenoten van zijn neef Jean Floriau verklaren dat zij nooit iets hebben gemerkt van toevallen of iets dergelijks, daarmee suggererende dat Oosterwijck ten onrechte zijn neef heeft ontslagen.
Hoe dit is afgelopen is onbekend. Wel opmerkelijk is dat Brian Loomes in zijn Watchmakers and clockmakers of the world een John Florio noemt als knecht van John House in Croydon in Surrey.

Verantwoording akten:
1- Haags Gemeentearchief, notarieel archief, toegangsnummer 0372-01, inv.nr. 734, p. 265-266.
2- Haags Gemeentearchief, notarieel archief, toegangsnummer 0372-01, inv.nr. 548, p.997-998.
3- Haags Gemeentearchief, notarieel archief, toegangsnummer 0372-01, inv.nr. 1074, fol. 93.

Het originele contract van indienstneming

De transcriptie van dit contract

Het originele contract voor ontslag van Jean Floriau

De transcriptie van dit contract

Het originele contract voor aanvechting van het ontslag van Jean Floriau

De transcriptie van dit contract

E Klokkenmaker Willem Bolderman en zijn leerling Johannes Grotenrooij

De gereformeerde klokkenmaker Willem Bolderman werd geboren in 1738. In 1763 trouwde hij voor
de eerste keer. Dit huwelijk was geen lang leven beschoren. Zijn vrouw stierf in januari 1766 aan de
‘tering’, toen 28 jaar oud. Zij hadden twee kinderen. Bolderman trouwde daarna in hetzelfde jaar
voor de tweede keer. Met zijn tweede vrouw kreeg hij nog twaalf kinderen, waaronder een Willem
Jacobus, die ook klokkenmaker werd en waarschijnlijk door zijn vader is opgeleid. Bolderman stierf in
1811, er waren toen nog zes meerderjarige kinderen in leven.
Bolderman is ergens tussen 1758 en 1760 meester geworden van het gilde van klokkenmakers. Hij is
daarna meerdere malen genomineerd tot hoofdman van het gilde en in 1792 verkozen tot deken
daarvan. In 1795 werd hij door het Bataafs bestuur aangesteld als stadsklokkenmaker in plaats van
de ontslagen prinsgezinde Jan Bernardus Vrijthoff.
Het onderstaande leerlingcontract dateert uit 1763, niet zo erg lang nadat hij meester is geworden.
Het betekent dat zijn bedrijf aardig liep, maar nog niet over voldoende materiaal of kapitaal
beschikte. De 15-jarige leerling Johannes Grotenrooij moet immers voor zijn eigen gereedschap
zorgen. Bolderman wil bij de vervaardiging daarvan best wel behulpzaam zijn. Het contract geldt voor
een leerperiode van zeven jaar en leidt tot het kunnen maken van zowel het ‘groot’ werk als het
‘klein’ werk.
Johannes Grotenrooij is overigens daarna als klokkenmaker in Den Haag werkzaam gebleven.

Het originele contract tussen Willem Bolderman en leerling Johannes Grotenrooij

Transcriptie van het contract

F Contract tussen Jan Janszoon Boeckels en Claerken Jansdochter

Jan Janszoon Boekels was een uurwerkmaker die in Haarlem woonde en werkte. Daar raakte hij verzeild in een hevige echtelijke ruzie. In 1625 werd hij door zijn vrouw, gesteund door de schout van Haarlem, voor het Hof van Holland gedaagd wegens hoerenloperij, incest en aanranding van een buurmeisje en een inwonend dienstmeisje. Tijdens het proces heeft hij vastgezeten op de Gevangenpoort. Dit alles leidde uiteindelijk tot niets. Wel was blijkbaar daarna zijn reputatie in Haarlem dusdanig beschadigd dat hij met zijn dochters naar Den Haag verhuisde. In 1626 heeft zijn exvrouw nog een mislukte poging gedaan om een van hun dochters te ontvoeren.

In het door hem in 1632 met Claerken Jansdochter afgesloten leerlingcontract wordt vastgelegd dat haar zoon Jan Kerkhoff bij Boekels voor zes jaar in de leer zal komen. Hiervoor moet Claerken 200 gulden betalen, die in vier jaarlijkse termijnen van 50 gulden voldaan moet worden. Boekels zal de jongen kost en inwoning geven. Als Jan Kerkhoff voortijdig de leerplaats verlaat en wegloopt, zal Claerken een boete van 100 gulden moeten betalen.

Met dank aan Kees Stal die enige lastige paleografische problemen voor mij heeft opgelost.

Verantwoording leerlingcontract: Haags Gemeentearchief, notarieel archief, toegangsnummer 0372-01, inv.nr. 31, fol. 69.

Het originele contract tussen Jan Janszoon Boeckels en Claerken Jansdochter.

De transcriptie van het contract.

Tafelklok, circa 1600-1625. Foto Rijksmuseum, Amsterdam.

Halshorloge met aanduidingen van uur, dag, maand en getijden, circa 1625-1650. Foto Rijksmuseum, Amsterdam.

G Contract tussen Johan Roussel en Jan Janszoon Houblet

De in 1633 in Den Haag geboren klokkenmaker Johan Roussel was de oudste zoon van de klokkenmaker Cornelis Roussel (Russell) en Cornelia de Vries, dochter van de rector van de Latijnse school in Den Haag.

Johan is daarom waarschijnlijk eerst door zijn vader opgeleid. Zo ook zijn jongere broer Adriaen (1638), die ook klokkenmaker werd en in 1688 een van de oprichters van het klokkenmakersgilde was. Vader Cornelius werd in 1608 geboren in Londen. De banden van de familie met Londen bleven bestaan. Zo verbleef Johan daar van 1655 tot 1657, ongetwijfeld in de leer bij een andere klokkenmaker, misschien wel Ahasverus Fromanteel.

Die nauwe verbintenis tussen de Republiek en Londen is niet zo vreemd. Er was in die tijd veel uitwisseling van gedachten en personen. Kijk maar naar de correspondentie van Christiaan Huygens met allerlei Engelse wetenschappers. En ook handwerkslieden, waaronder klokkenmakers, ondernamen regelmatig de zeetocht over het Kanaal. Een bekend voorbeeld is natuurlijk de zoon van Ahasverus, de in circa 1638 geboren John Fromanteel die in 1657 bij Salomon Coster ging werken aan de productie van het slingeruurwerk. En hij kende Johan Roussel. Beiden traden op als getuige bij een notariële akte van 13 oktober 1657. Hebben zij samen de reis naar Den Haag ondernomen?

Zie afbeelding van de handtekeningen van Johan Roussel en John Fromenteel onder een notariële akte (Haags Gemeentearchief, notarieel archief, toegangsnummer 0372-01, inv.nr. 183, fol.309)

Over de leerling Jan Janszoon Houblet is weinig of niets bekend. Ik heb hem noch zijn vader de grofgrijnwerker (zijdelakenwerker) na vluchtig zoeken kunnen vinden in het archief van Erfgoed Leiden.

Het leerlingcontract betreft een periode van acht jaar, waarin de leerling zal worden onderricht in het vak van horlogemaken. Johan zal zijn leerling huisvesten en van al het nodige voorzien, zoals natje en droogje en kleding. Hij komt dus in huis. Daarvoor hoeft de vader alleen het eerste jaar te betalen, en wel 100 gulden in vier termijnen. Blijkbaar verwacht Roussel de resterende zeven jaar genoeg profijt van zijn leerling te hebben.

Het originele contract tussen Johan Roussel en Jan Janszoon Houblet.

De transcriptie van het contract.

H Contract tussen Johannes Tegelbergh en juffrouw Ellse Lelege

Johannes Tegelbergh was een klokkenmaker, die op een gegeven moment in Den Haag opdook. In 1674 werd hij burger van Den Haag. Hij was rooms-katholiek en samen met zijn vrouw Cornelia van Dijck kreeg hij 13 kinderen, waarvan de in 1687 geboren Petrus ook klokkenmaker werd. Johannes behoorde in 1688 tot de oprichters van het klokkenmakersgilde. Daarna was hij meerdere malen hoofdman van het gilde.

In 1682 nam Johannes Tegelbergh een leerling in dienst. Hij sloot een contract met Ellse Lelege, huisvrouw van Johan Bergeron. Hun zoon Johan zou voor zes jaar als leerling klokkenmaker bij Tegelbergh verblijven. Tegelbergh zou voor onderdak, natje en droogje en bewassing zorgen. De jongen was toen 16 jaar oud. Hij was namelijk op 21-02-1666 als deel van een tweeling gedoopt. Zijn tweelingzus heette Cattelijne. De zestienjarige moest Tegelbergh natuurlijk gehoorzaam dienen. Als hij dat niet deed en wegliep, moest moeder Ellse aan Tegelbergh 150 gulden betalen. Daarnaast voor elk jaar dat het contract niet volbracht was een gratis hoed. Een grappige bepaling, want niet standaard. Wel begrijpelijk als je ontdekt dat de vader van de jongen hoedenmaker in Amsterdam was.
Wat verder opvalt, is dat men moeite had met het noteren van buitenlandse namen, vooral als ze ongeletterd waren. Zie kruisje bij de ondertekening van moeder Lelege. Ze komt in deze akte in twee varianten voor: Ellse Lelege en Ella Lelege. Daarnaast komt ze in het Amsterdamse archief voor als Allij Lijgee en Alijs le Ligne. Dat maakt het soms wat lastig.

Verantwoording contract:
Haags Gemeentearchief, Notarieel Archief, toegangsnr. 0372-01, inv.nr. 541, fol. 13

Het originele contract tussen Johannes Tegelbergh en juffrouw Ellse Lelege.

De transcriptie van het contract.

Verantwoording foto klok: Zuylenburgh Collectie

Verantwoording foto klok: Zuylenburgh Collectie

nl_NL